Schrijfster Heleen van den Hoven woont al ruim dertig jaar in Nieuwegein. Onlangs kwam haar derde boek Het Tango algoritme uit. Toen haar kinderen nog klein waren, schreef Heleen De Troonladder en Losse tanden, enkele kinderboeken die spelen in de wijk Zuilenstein. Deze boeken zijn via onze webshop te koop. Voor de lezers van De Digitale Stad Nieuwegein tekent ze wekelijks haar spinsels op met haar schrijverspen.
Deze keer deel 15 van het vervolgverhaal over Reinhuizen CS. In de vorige aflevering ziet Saar een verandering in de stenen trol in de tuin. Deze week dus: ‘Trouble met trollen.’
Lena van Tuijl schrikt als ik haar vraag of versteende trollen wel eens wakker worden. ‘Hij beweegt?’
‘Niet zichtbaar, maar eh… misschien wel een beetje.’
Ze vergelijkt mijn tekening met de trol. ‘Verdraaid. Het is altijd een gedoe met trollen. Ik zal de professoren waarschuwen.’
De professoren kijken zorgelijk naar de trol. Ze knijpen hun ogen dicht tegen de zon en meten de afstand tussen ledematen onderling en tot de grond. Alle metingen zetten ze in een tabel.
‘Elke dag meten,’ raadt Cornelis Kers aan.
‘En dan?’ vraag ik. ‘Wat gebeurt er als hij echt wakker wordt?’
‘Dan hebben we een trol die tegen daglicht kan,’ zegt Lena somber.
Ik weet niet precies wat trollen doen, maar Jan de Vries omschrijft het in een paar woorden: ‘Trollen maken alles kapot. Wat hen niet aanstaat, slopen ze.’
‘Een soort hooligans, dus.’
Professor Kers verslikt zich even. ‘Zo zou je het ook kunnen zeggen.’
We staren allemaal naar de versteende tronie met de dichtgeknepen ogen. Wat gebeurt er daarachter in de platte schedel? Waar is een ontwaakte trol bang voor, of blij mee? Als ik met vragen zit, teken ik, dus sla ik een blad om en begin. Onder mijn handen verandert de steen van kleur. Een van de ogen spiekt onder het zware ooglid door naar de bomen, waar een vrouw staat. Ik draai me naar haar toe en teken de gestalte.
‘Anna van Rijn.’ Lena kijkt me weer eens op de vingers.
‘Zie je haar ook in de tuin?’
‘Nee, dan moet ik eerst mijn bezem halen.’
Professor Kers zet een bril op. ‘Ja, dat is haar.’
Even denk ik dat het een magisch brilletje moet zijn, maar dan zie ik de sierlijke letters van het merkje op de zijkant: Cartier. De professor is gewoon kippig en zijn salaris is hoger dan het mijne.
Anna van Rijn buigt zich over de bloemen in de tuin en wandelt een stukje verder. Ze lijkt de trol niet op te merken, maar zijn halfopen oog volgt haar bewegingen.
‘Hij kijkt naar haar,’ zeg ik.
Jan de Vries bestudeert de gestalte op mijn tekening. ‘Voor zo’n bekoorlijke vrouw zou ik ook wel wakker willen worden.’
Wat zou een trol moeten met de schim van een lang geleden gestorven vrouw? Ik besef dat ik het niet wil weten. Het kan niks moois wezen. Geen Belle en het Beest-verhaal voor deze Anna. Haar hart is al bezet, en haar lief verschuilt zich achter de rododendrons.
‘Wat doet mijn broer hier?’ vraagt professor Wiro.
Het wordt knap druk achter mijn schouder als iedereen zich over mijn schetsboek buigt. Ze schijnen het zelf ook te beseffen want ze nemen enige afstand.
‘Dat is Alexander weer,’ zeg ik. ‘Hij houdt haar in de gaten. Ik denk dat hij de trol wel ziet.’
Alexander is een raadsel. Hij is degene die op het doek van Alezander de Grote staat, maar als ik hem teken, ziet iedereen er iemand anders in.
‘Hm.’ Professor Kers komt niet verder dan deze wetenschappelijke constatering.
‘Precies,’ zegt Jan.
Wiro krabt in zijn kroeshaar. ‘Een trol, een mooie vrouw en de schim van een getekende held.’
Ze kijken elkaar aan. ‘Daar moet wat mee te doen zijn.’
‘Wisten we maar meer van het schildersmodel.’
Achter de koffie in het koetshuis praten ze erover. Jan is ervan overtuigd dat onze Alexander al magisch moet zijn geweest voordat hij geportretteerd werd. Kers denkt dat hij in de eeuwen in het doek een eigen persoonlijkheid gekregen heeft.
‘Dat zou hem een held maken,’ zegt Lena.
‘Hij heeft in elk geval een drijfveer.’
‘Inderdaad: Anna.’
Ik pak mijn potloden en leg vast wat ik het laatst gezien heb. Kan dat kloppen? Gaf de trol een knipoog?
Wordt vervolgd.